Eén lichaam, twee energiesystemen
Om een inspanning te leveren verbruiken de spieren in je lichaam energie. Grofweg zijn er twee energiesystemen aanwezig voor het leveren van energie: het aerobe energiesysteem en het anaerobe energiesysteem
Aeroob en anaeroob: wat is het verschil?
Wat is aeroob?
Het aerobe energiesysteem gebruikt de zuurstof (aero) die je inademt voor het leveren van energie. Het verbrandt daarbij vooral de vetten en koolhydraten die je hebt opgeslagen uit je voedsel. Daardoor is het oneindig mits je voldoende blijft eten. Een nadeel van dit energiesysteem is dat het traag werkt, doordat het tijd kost om de ingeademde lucht via je longen en hart bij je spieren te krijgen. Je gebruikt dit energiesysteem daarom vooral bij lange extensieve (rustige) inspanningen, zoals wielrennen.
Wat is anaeroob?
Heeft je lichaam snel energie nodig, bijvoorbeeld bij het dichtrijden van een gat of een eindsprint, dan maakt je lichaam gebruik van het anearobe energiesysteem. Dit systeem levert snel energie uit de opgeslagen energiereserve in je cellen, zonder daarvoor zuurstof nodig te hebben. Het is echter snel uitgeput (na ongeveer 3 tot 5 minuten). Bij het gebruik van dit energiesysteem maakt je lichaam melkzuur aan waardoor je spieren verzuren. Goed getrainde sprinters hebben een hoog omslagpunt (lactaatdrempel) waardoor zij de verzuring kunnen uitstellen.
Trainen van je aerobe en- anaerobe energiesysteem
In het geval van een duursport zoals wielrennen, gebruik je voornamelijk het aerobe energiesysteem, en in mindere mate het anaërobe systeem. Om beter te worden moet je beide energiesystemen gericht trainen zodat je makkelijker en langer energie kan leveren die je nodig hebt voor jouw doel. Is je doel om een betere sprinter te worden, dan ligt er meer nadruk op het trainen van je anaerobe systeem. Is je doel om lange ritten te maken, dan ligt de nadruk vooral op het aerobe systeem. Trainen in verschillende intensiteitsfases is hierbij dus van groot belang.
Energiesystemen kort samengevat
- Je lichaam kent grofweg twee energiesystemen: aeroob en anaeroob. Bij duursporten zoals wielrennen gebruik je voornamelijk het aerobe energiesysteem.
- Een zware intensieve inspanning (zoals een sprint) hou je minder lang vol doordat het gebruik maakt van het anaerobe energiesysteem.
- Een rustige inspanning hou je - mits je voldoende eet - langer vol doordat het gebruik maakt van het aerobe energiesysteem.
- Om beter te worden moet je je energiesystemen ontwikkelen met gerichte trainingen.